Er was eens een klein mannetje.
Toen hij er net was, zag hij een paar stenen liggen die anderen hadden achtergelaten. Hij pakte ze op, zomaar, zonder er bij na te denken. En verder viel het ook niemand op. Wat hij niet merkte was dat die stenen zwaar waren en dat hij van het dragen van die stenen een heel klein beetje kleiner werd.
In het voorbijgaan pakte hij er nog een paar op want die losse stenen op de grond. Dat stond zo slordig. Zo werd het zijn gewoonte de stenen van anderen op te pakken en telkens werd hij een heel klein beetje kleiner onder het gewicht van die paar stenen.
Als hij andere kleine mannetjes tegen kwam, viel het hem op dat hij een stukje kleiner was dan die andere kleine mannetjes. Wij weten nu dat dit kwam door die stenen die hij droeg, hij begreep het niet. Hij wilde natuurlijk wel net zo groot zijn als de andere kleine mannetjes en daarom maakte hij een pak dat aan de buitenkant precies net zo groot was als de andere kleine mannetjes. Als hij dat aan had zag hij er van een afstandje van één of twee passen precies net zo uit als alle andere kleine mannetjes. Elk jaar maakte hij een nieuw pak en zo kon je dus niet zien dat er iets aan de hand was.
Hij ging door met het oprapen van stenen en door het gewicht werd hij bij elke steen een heel klein stukje kleiner. Zo werd hij kleiner en kleiner. Dat ging zo door tot de leeftijd dat kleine mannetjes groot geworden zijn. Intussen had hij een pak dat veel en veel groter was dan hij zelf. Aan de buitenkant van een afstandje van één of twee passen zag hij er net zo uit als de andere mannetjes, maar in dat pak zat een piepklein mannetjes onder een stapel stenen.
Hij ging door met het oprapen van stenen en dat werd gezien. Mensen in zijn omgeving gaven hem hun stenen. “Jij kunt zo goed stenen dragen, neem die van mij ook maar.” Hij wist niet beter dan dat hij stenen droeg dus hij nam ze aan. Hij stond in de wijde omtrek bekend als iemand die zo goed stenen kon dragen dus de mensen kwamen naar hem toe met hun stenen. En zo werd hij kleiner en kleiner.
Hij wilde altijd al een mooie reis maken naar ergens waar hij nog nooit geweest was maar door al dat stenen dragen, kwam hij daar niet aan toe.
Er kwamen barsten en scheuren in het pak door het gewicht van al die stenen dus hij repareerde het. De barsten en scheuren kwamen terug dus hij repareerde het opnieuw. En de barsten en scheuren kwamen terug.
Hij ging naar mensen die verstand hebben van pakken. De eerste kwam met een nieuwe lak waardoor je de scheuren niet zo goed kon zien. De volgende met een laagje staal aan de binnenkant van het pak. Hij maakte dat en dat ging een tijdje goed. Hij kon er weer wat stenen bij hebben, werd een stukje kleiner en het pak hield het eventjes. Maar de barsten en scheuren kwamen terug. Een ander kwam met verstevigingsbalken en weer en ander met betonnen pilaren. Hij paste die een voor een toe, maar de scheuren kwamen steeds terug. En bij elke steen die hij oppakte werd hij door het gewicht van de steen een stukje kleiner en door al die verstevigingsmiddelen werd het pak steeds zwaarder. En zo werd hij kleiner en kleiner.
En toen kon hij niet meer. Het was een enorm zwaar pak geworden, vol met betonnen balken en stalen constructies en daarbinnen zat een enorme stapel stenen en daaronder een piepklein, bijna platgedrukt mannetje. Hij kon het pak niet meer in beweging krijgen.
Hij ging naar een wijze om te vragen hoe hij het pak lichter kon maken terwijl het net zoveel stenen kon blijven dragen.
Die wijze vroeg aan hem wat hij met al die stenen deed.
“Die draag ik”, antwoordde het kleine mannetje verbaasd. Wat een domme vraag. Dat kon je toch zien.
De wijze vroeg hem waarom hij die stenen droeg.
“Ja, omdat ze anders op de grond blijven slingeren natuurlijk.” Wat een domme vraag.
Toen vroeg de wijze het kleine mannetje van wie die stenen waren.
Het bleef even stil. Hij had eigenlijk geen flauw idee meer. Er waren er een paar waarvan hij nog kon vertellen van wie hij ze had overgenomen. Maar de rest? Hij had ze eigenlijk altijd al bij zich gedragen.
“Wil je ze dan blijven dragen?” Vroeg de wijze.
“Huh? Kan ik mezelf dat afvragen?”
Hij moest even wennen aan het idee dat hij daarover kon nadenken. En toen hij daaraan gewend was, ging hij er over nadenken.
“Wil ik die stenen van anderen blijven dragen?”
Na lang wikken en wegen besloot hij dat hij dat niet wilde.
“En nu?”
“Leg maar eens een steen weg”.
Met grote schroom legde hij een steen weg. Het koste hem moeite want nu lag er dus zomaar een steen op de grond. Die moest hij dus eigenlijk oppakken. Maar ja, het was niet zijn steen. Dus de rechtmatige eigenaar moest hem maar oppakken. Of niet natuurlijk. Dan moest hij er in het vervolg maar omheen lopen.
Het kleine mannetje had niet gemerkt dat hij bij het wegleggen van die steen door het gewicht van die steen een heel klein stukje groter geworden was. Hij legde er nog eens een weg en nog een. Het bleef moeilijk om die stenen los te laten maar toch ging hij er mee door. En bij iedere steen die hij weglegde, werd hij een heel klein stukje groter.
Dat ging zo door tot dat pak niet meer goed paste. Hij moest de betonnen pilaren en de stalen constructies er uit halen omdat hij er anders niet meer bij in paste. En hij werd steeds een stukje groter.
Het moment kwam dat hij uit dat pak barstte. Hij paste er gewoon niet meer in. Hij schrok en begon direct een nieuw en iets groter pak te maken. Maar toen hij om zich heen keek, zag hij dat hij net zo groot was als de andere mannetjes om hem heen. Hij had helemaal geen grootmaakpak meer nodig!
Als hij nu iemand tegenkwam die hem vroeg een steen te dragen zei hij:
“Ik heb veel verstand van het dragen van stenen en kan je veel advies geven over hoe je dat doet. Ik wil je graag helpen, maar je draagt maar lekker je eigen steen.”
Een andere wijze sprak hem aan en raadde hem aan maar eens op de reis te gaan die hij altijd al wilde maken. Hij schrok en zei: “Je weet toch hoe klein ik ben? Dat kan ik toch helemaal niet?” Hij dacht even weer dat hij nog steeds een klein mannetje was.
Die wijze gaf hem een meetlint en vroeg hem hoe klein hij precies was. Dat meetlint hoefde hij niet eens uit te rollen want hij realiseerde zich dat hij helemaal niet klein meer was. Hij ging toen toch die reis maken.
Hij pakte nog wel eens een steen aan zonder er bij na te denken. Doordat hij dat zo gewend was. Als hij dan merkte dat hij weer een stukje kleiner geworden was, legde hij die steen snel weer neer. Hij vond het eerst wel erg lelijk dat er her en der losse stenen rondslingerden. Dat vond hij slordig staan. Hij voelde zich stiekem ook nog wel eens schuldig als hij die stenen liet liggen. Maar na verloop van tijd kreeg hij er ook wel aardigheid in. Dat rommelige was toch ook best mooi. En die rommelige omgeving was misschien wel die plek waar hij altijd al heen wilde.
Wat ik vind van de coaching van de wijze man?
Goed: geen adviezen, maar vragen stellen en de cliënt helpen ontdekken wat zijn probleem is, en dieper: helpen ontdekken wat hij wel of niet wil, en nog dieper: helpen ontdekken dat hij iets zelf mag willen.
Misschien had de wijze op de vraag “en nu?” ook nog weer met een vraag kunnen antwoorden, zodat het mannetje zelf had kunnen ontdekken dat hij stenen weg kon leggen.
Intussen ben ik wel benieuwd naar de achtergrond van dit verhaal.
Heb je zelf vaak de lasten en problemen van anderen op je schouders genomen?
Heb je in je omgeving anderen gezien die dat deden?
Misschien mensen die daar hun identiteit aan ontleenden maar er tegelijkertijd aan onderdoor gingen?
Fijn dat er iemand is die durft te reageren. Ja, het is een waar gebeurd verhaal.